GEBED IEDERE DAG

Gebed met de heiligen
Woord van god elke dag
Libretto DEL GIORNO
Gebed met de heiligen
Woensdag 9 juli


Lezing van Gods Woord

Alleluia, alleluia, alleluia !

Gij zijt een uitverkoren stam,
een koninklijk priestervolk, een heilige natie,
een volk door God verworven
om zijn grote daden te verkondigen.

Alleluia, alleluia, alleluia !

Genesis 41,55-57; 42,5-7.17-24

Toen ook heel Egypte honger kreeg en het volk de farao om brood smeekte, zei de farao tegen alle Egyptenaren: ‘Ga naar Jozef en doe wat hij u zegt.' Toen er honger was in heel het land, stelde Jozef de hele voorraad koren ter beschikking en verkocht het aan de Egyptenaren naarmate de honger in Egypte nijpender werd. Uit alle landen kwam men naar Egypte om bij Jozef graan te kopen; want de hongersnood woedde hevig in de hele wereld.
Zo kwamen Israëls zonen graan kopen, evenals vele anderen, want er heerste hongersnood in Kanaän. Jozef was degene die toen het land bestuurde en aan al de bewoners graan verkocht; de broers van Jozef gingen dus naar hem toe en zij bogen voor hem tot op de grond. Zodra Jozef zijn broers zag, herkende hij hen, maar hij maakte zich niet aan hen bekend. Op strenge toon sprak hij hen toe: ‘Waar komt u vandaan?' Zij antwoordden: ‘Uit Kanaän, om graan te kopen.' Daarop liet hij ze voor drie dagen gevangen zetten. Op de derde dag zei Jozef tegen hen: ‘Als u in leven wilt blijven, doe dan wat ik nu ga zeggen, want ik ben een godvrezend man. Als u betrouwbaar bent, laat dan één van uw broers achter in de gevangenis; de anderen kunnen gaan en graan meenemen voor de honger van uw families; maar u moet uw jongste broer bij mij brengen. Dan zal de waarheid van uw woorden blijken en zult u niet sterven.' Dat deden zij. Ze zeiden tegen elkaar: ‘Helaas, wij hebben dit aan onze broer verdiend. Wij zagen hoe hij angstig om genade smeekte, maar wij hebben niet willen luisteren. Daarom treft ons dit ongeluk.' En Ruben zei: ‘Ik had jullie toch gezegd, je niet aan de jongen te vergrijpen, maar jullie wilden niet luisteren. En nu zien we hoe zijn bloed wordt teruggeëist.' Omdat zij zich van een tolk bedienden wisten zij niet dat Jozef hen verstond. Hij wendde zich van hen af, en de tranen sprongen hem in de ogen. Maar daarna kwam hij bij hen terug en zette het gesprek met hen voort. Eén van hen, Simeon, liet hij grijpen en voor hun ogen in boeien slaan.

[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]

 

Alleluia, alleluia, alleluia !

Jullie zullen heilig zijn,
want Ik ben heilig, zegt de Heer.

Alleluia, alleluia, alleluia !

De hongersnood had de broers, die door jaloezie verdeeld waren geraakt, nader tot elkaar gebracht, zoals het ook de verloren zoon verging, die terug tot zichzelf en tot en het huis van zijn vader kwam toen hij uitgehongerd was. Jozef leeft nu in overvloed. Hij heeft brood, terwijl de hongersnood anderen vernedert en ten dode opschrijft. Jozef verkoopt koren, niet alleen aan de Egyptenaren, maar aan allen die honger lijden. In die geest van solidariteit verhindert Jozef niet alleen dat de vele hongerigen omkomen, maar is hij ook in de gelegenheid om zijn broers weer te zien. De graanverkoop is een uitgelezen kans voor hem om de verbroken banden te herstellen. Liefde voor de naaste helpt altijd om de broederlijkheid opnieuw te ontdekken. Jozef maakt zich niet meteen bekend aan zijn broers. Verzoening is niet louter een gevoel van het hart, ze vereist een inspanning om het eigen hart te veranderen. Jozef stelt zijn broers op de proef. Zo helpt hij hen om dezelfde situatie te herbeleven die hem leed had berokkend en die als een zwaar rotsblok in het diepst van hun hart was blijven liggen. Het verhaal van Jozef doet denken aan dat van Jezus, die broers en zussen met elkaar verzoent en hun het brood geeft dat redt. Jezus helpt de leerlingen om hun hart te bevrijden van de zwaarte van de zonde. Hij weet goed wat het hart bezwaart en Hij helpt ons om het te begrijpen zonder ons te vernederen of te verpletteren: met de hulp van zijn barmhartigheid en vergeving worden wij niet alleen bevrijd van de last van de zonde, maar worden wij ook geholpen om ons hart te veranderen, zodat het vervuld wordt van zijn liefde.

Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).

Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.

Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.

De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).

Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.