GEBED IEDERE DAG

Gebed op de dag des Heren
Woord van god elke dag
Libretto DEL GIORNO
Gebed op de dag des Heren
Zondag 25 mei

6DE PAASZONDAG


Eerste Lezing

Handelingen 15,1-2.22-29

Toen kwamen er enkele mensen uit Judea die de broeders voorhielden: ‘Als u zich niet naar de zede van Mozes laat besnijden, kunt u niet gered worden.' Omdat er opschudding ontstond en Paulus en Barnabas in heftig dispuut met hen raakten, gaf men Paulus en Barnabas en enkele anderen uit hun midden de opdracht met deze strijdvraag naar de apostelen en oudsten in Jeruzalem te gaan. Daarop besloten de apostelen en de oudsten in overleg met heel de gemeente enkele afgevaardigden met Paulus en Barnabas naar Antiochië te sturen: Judas, ook Barsabbas geheten, en Silas, twee leidende figuren uit de gemeente. Men gaf hun deze brief mee: ‘De apostelen en oudsten groeten als broeders de broeders uit de heidenen in Antiochië, Syrië en Cilicië. Wij hebben vernomen dat enkelen, uit onze kring afkomstig, maar zonder opdracht van ons, met hun woorden verwarring en onrust onder u hebben gezaaid. Daarop hebben wij eenstemmig besloten om een paar mannen uit te kiezen en die mee te sturen met onze vrienden Barnabas en Paulus, die zich met hart en ziel inzetten voor de naam van onze Heer Jezus Christus. Wij hebben Judas en Silas dus afgevaardigd; zij zullen u dezelfde boodschap ook mondeling overbrengen. De heilige Geest en wij hebben besloten u geen enkele last op te leggen dan alleen wat strikt noodzakelijk is: u moet zich onthouden van afgodenvlees, bloed, verstikt vlees en ontucht. Als u daarvan afblijft, is het in orde. Het ga u goed.'

Psalmgezang

Psalm 67

Geef dat de volken U eren, o God, dat alle volken U eren.

God, wees ons barmhartig en zegen ons,
toon ons het licht van uw aanschijn;
opdat men op aarde uw wegen mag kennen,
in alle landen uw heil.

Laat alle naties van vreugde juichen
omdat Gij de volken rechtvaardig regeert
en alles op aarde bestuurt.

Geef dat de volken U eren, o God,
dat alle volken U eren.
God geve ons zo zijn zegen
dat heel de aarde Hem vreest.

Tweede Lezing

Openbaring 21,10-14.22-23

Hij bracht mij in de geest op een grote, hoge berg en toonde mij de heilige stad, Jeruzalem, terwijl zij vanuit God uit de hemel neerdaalde, stralend van Gods heerlijkheid: zij schitterde als het kostbaarste gesteente, als kristalklare jaspis. De stad was omringd door een grote, hoge muur met twaalf poorten en aan de poorten stonden twaalf engelen; op de poorten waren namen gegrift, de namen van de twaalf stammen van Israël. Er waren drie poorten op het oosten, drie op het noorden, drie op het zuiden en drie op het westen. De stadsmuur had twaalf grondstenen met daarop de twaalf namen van de twaalf apostelen van het lam. Maar een tempel zag ik er niet, want God, de Heer, de Albeheerser, is haar tempel, evenals het lam. De stad heeft het licht van zon en maan niet nodig, want de heerlijkheid van God verlicht haar, en haar lamp is het lam.

Evangelie

Alleluia, alleluia, alleluia !

Gisteren ben ik met Christus begraven,
vandaag verrijs ik met U die verrezen zijt.

Alleluia, alleluia, alleluia !

Johannes 14,23-29

Jezus gaf hem ten antwoord: ‘Als iemand Mij liefheeft, zal Hij mijn woord ter harte nemen; dan zal mijn Vader hem liefhebben en zullen We bij hem ons verblijf gaan houden. Wie Mij niet liefheeft, neemt mijn woorden niet ter harte. Het woord dat jullie horen, is echter niet mijn woord, maar dat van de vader die Mij gezonden heeft. Dat is het wat Ik jullie te zeggen had, nu Ik nog bij jullie ben. De Helper die de Vader jullie in mijn naam zal zenden, zijn heilige Geest, zal jullie verder in alles onderrichten: Hij zal jullie alles laten begrijpen wat Ik jullie gezegd heb. Vrede laat Ik jullie na, mijn eigen vrede geef Ik jullie, een andere dan de wereld te bieden heeft. Je moet je dus niet zo laten verontrusten en de moed niet verliezen. Je hebt gehoord wat Ik zei: niet alleen dat Ik heenga, maar ook dat Ik bij jullie terugkom. Als jullie Mij liefhadden, zou het jullie met vreugde vervullen dat Ik heenga naar de Vader, want de Vader is groter dan Ik. Ik zeg het jullie dus nu al, voordat het zover is, dan zul je, als het zover is, geloven.

[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]

 

Alleluia, alleluia, alleluia !

Gisteren ben ik met Christus begraven,
vandaag verrijs ik met U die verrezen zijt.

Alleluia, alleluia, alleluia !

Homilie

De evangelielezingen op de zondagen na Pasen doen ons opnieuw luisteren naar Jezus' toespraak tot de twaalf tijdens het Laatste Avondmaal. Die is ook tot ons gericht, op een directe manier. Jezus gaat van "jullie", gericht tot de aanwezigen - maar Judas is er niet meer bij - naar het veel ruimere "iemand": "Als iemand Mij liefheeft, zal Hij mijn woord ter harte nemen; dan zal mijn Vader hem liefhebben en zullen We bij hem ons verblijf gaan houden". Jezus verbindt de liefde met de naleving van het evangelie, waarvan het gevolg is dat we een woonplaats worden voor de Vader en de Zoon. Het woord van God, dat van de Vader en de Zoon is, is de woonplaats van de gelovigen: "Waar er twee of drie in mijn naam bijeen zijn, daar ben Ik in hun midden" (Mt 18, 20). Naar het evangelie luisteren maakt ons tot Gods woonplaats, Gods heilige kerk. Aan de kerk vertrouwt Jezus het evangelie toe om het aan de wereld te verkondigen zoals Jezus dat tot op die avond gedaan had.
Hij had die leerlingen net verteld dat Hij hen ging verlaten, maar Hij zou hen niet alleen laten, verweesd en overgeleverd aan de wereld. De leegte die achterblijft, zal worden opgevuld door de heilige Geest: "De Helper die de Vader jullie in mijn naam zal zenden, zijn heilige Geest, zal jullie verder in alles onderrichten: Hij zal jullie alles laten begrijpen wat Ik jullie gezegd heb". De Geest van de Vader en de Zoon is de innerlijke leraar die ook ons, leerlingen van het laatste uur, alles "laat begrijpen" en ons "onderricht" in het evangelie, het hele evangelie. Het evangelie "begrijpen" met de hulp van de Geest betekent ernaar luisteren samen met onze broers en zussen, het liefhebben als het dierbaarste woord dat ons vergezelt, het in praktijk brengen en het verkondigen, altijd en overal, bij elke gelegenheid, zoals de apostel zal toevoegen. Het evangelie is het woord dat verandering teweeg brengt, dat harten verwarmt, dat steden en de wereld menselijk maakt. En het eerste woord van het Paasevangelie is "vrede". Dat is een bevrijding: "Vrede laat Ik jullie na, mijn eigen vrede geef Ik jullie, een andere dan de wereld te bieden heeft". "Ik laat jullie" betekent hier: ik geef jullie, ik draag jullie mijn vrede over, ik vertrouw ze jullie toe. Onmiddellijk voegt Hij eraan toe: "Je moet je dus niet zo laten verontrusten". Jezus waarschuwt tegen de angst, die het resultaat is van ongeloof en egocentrisme, en tegen een berustende, verzwakte geest, zeker niet de vrucht van het evangelie en het woord dat de Heer ons toevertrouwt. De vrede die Jezus ons geeft, is niet die van de wereld, het is niet de rust van ons eigen wereldje. Vrede is verbonden met de heilige Geest, met die vurige tongen die op de apostelen zullen neerdalen - terwijl ze nog in de bovenzaal zullen zitten, uit angst - met Pinksteren, dat we over een paar weken zullen vieren. Over het visioen van Pinksteren, dat wil zeggen over de verkondiging van het evangelie naar de uiteinden van de aarde, vraagt Jezus zijn leerlingen zich te verheugen: "Als jullie Mij liefhadden, zou het jullie met vreugde vervullen dat Ik heenga naar de Vader, want de Vader is groter dan Ik".
Er is een urgentie die Jezus wil overbrengen aan de leerlingen van alle tijden: als we verenigd blijven met de Vader, met Hem en met de heilige Geest, zullen we zonder twijfel groter en sterker zijn dan het kwaad en de oorlog.

Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).

Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.

Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.

De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).

Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.