GEBED IEDERE DAG

Gebed met Maria, Moeder van God
Woord van god elke dag
Libretto DEL GIORNO
Gebed met Maria, Moeder van God
Dinsdag 5 augustus


Lezing van Gods Woord

Alleluia, alleluia, alleluia !

De Geest van de Heer rust op u,
wie uit u geboren wordt zal heilig zijn.

Alleluia, alleluia, alleluia !

Numeri 12,1-13

Tijdens hun verblijf in Chaserot keerden Mirjam en Aäron zich tegen Mozes, omdat hij een Kusitische vrouw had getrouwd: hij was inderdaad met een Kusitische gehuwd. Zij zeiden: ‘Heeft de Heer alleen maar door Mozes gesproken? Heeft Hij ook niet door ons gesproken?' De Heer hoorde dat en omdat Mozes een zeer bescheiden man was, de bescheidenste van alle mensen op aarde, zei de Heer onmiddellijk tegen Mozes, Aäron en Mirjam: ‘Ga met u drieën naar de tent van samenkomst.' Zij gingen er met hun drieën heen. Nu daalde de Heer in een wolkkolom neer, nam plaats bij de ingang van de tent en riep Aäron en Mirjam, die beiden naar voren kwamen. Hij zei: ‘Luister naar wat Ik te zeggen heb.
Aan uw profeten maak Ik mij in visioenen bekend
en Ik spreek tot hen in dromen.
Met mijn dienaar Mozes doe Ik dat niet.
Hij is mijn vertrouweling, in heel mijn
huis.
Met hem spreek Ik van mond tot mond, duidelijk en niet in raadsels.
Hij aanschouwt de gestalte van de Heer.
Hoe hebt u zich tegen mijn dienaar Mozes durven keren?'
In toorn ontstoken, ging de Heer van hen weg. De wolk was nog niet van de tent van samenkomst geweken, of Mirjam zat vol uitslag; het leek wel sneeuw. Toen Aäron zich naar Mirjam keerde, stond daar een melaatse. Aäron zei tegen Mozes: ‘Ach heer, laat ons toch niet lijden voor de zonde die wij in onze dwaasheid begaan hebben. Laat Mirjam toch niet zijn als een doodgeboren kind dat half vergaan uit de moederschoot komt.' Mozes riep de Heer aan: ‘O God, maak haar weer gezond!'

[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]

 

Alleluia, alleluia, alleluia !

Zie, Heer, uw dienaars:
ons geschiede naar uw woord.

Alleluia, alleluia, alleluia !

Mozes wordt ook het voorwerp van kritiek van Aäron. De reden is de Ethiopische vrouw, dus een vreemdelinge, met wie hij getrouwd is. De verleiding van het volk Israël is om alles te beoordelen vanuit hun eigen ervaring, om alleen als waar aan te nemen wat zij onmiddellijk kunnen begrijpen, om alles te reduceren tot hun eigen visie en traditie. God is altijd groter dan ons hart. De Heer aanvaardt geen gemor en geen verdeeldheid, niet in het kleine en niet in het grote. Morren verzwakt het volk altijd, vergroot de verdeeldheid, wekt achterdocht, wekt vervreemding van de broers en zussen op en stelt iedereen bloot aan de macht van het kwaad. Mozes is veel zachtmoediger dan enig ander mens op aarde. Hij is "zeer bescheiden", zegt het boek Numeri, en dat is zijn kracht. Hij antwoordt niet, maar laat God tussenbeide komen om hem te verdedigen. Als wij niet nederig zijn, maken we onszelf wijs dat wij in ons eentje sterk zijn, en dan beantwoorden we kwaad met kwaad en laten we het zaad van de verdeeldheid opgroeien. God vraagt Mozes, Aäron en Mirjam om naar de tent van samenkomst te komen en berispt Aäron en Mirjam omdat zij het in hun hoofd gehaald hebben om zich tegen zijn dienaar Mozes te verzetten. Toorn is een sterk gevoel van God, zoals Jezus' verontwaardiging tegen de kooplieden in de tempel; het is geen straf, maar een uiting van zijn grote hartstocht. Het begrijpen ervan helpt ons om de gevolgen van onze daden te evalueren, de pijn die ze veroorzaken in Gods hart. Als Hij zich afwendt, als wij Hem door onze sluwheid kwijtraken, worden we ziek, zoals bij Mirjam het geval is. Aäron beseft uiteindelijk de gevolgen van de zonde en vraagt om genezing. Mozes zelf bemiddelt voor Mirjam en Aäron. Hij is echt bescheiden. Hij legt alles terug in Gods handen en werpt zich niet op als rechter over zijn broer.

Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).

Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.

Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.

De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).

Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.