Gedachtenis van Nunzia, vrouw met een mentale beperking, die in 1991 in Napels stierf; gedachtenis aan alle mensen met een verstandelijke beperking die in de Heer ontslapen zijn. Lees meer
Gedachtenis van Nunzia, vrouw met een mentale beperking, die in 1991 in Napels stierf; gedachtenis aan alle mensen met een verstandelijke beperking die in de Heer ontslapen zijn.
Lezing van Gods Woord
Alleluia, alleluia, alleluia !
Gij zijt een uitverkoren stam,
een koninklijk priestervolk, een heilige natie,
een volk door God verworven
om zijn grote daden te verkondigen.
Alleluia, alleluia, alleluia !
Exodus 34,29-35
Toen Mozes de berg Sinai afdaalde met de twee stenen platen van het verbond, was hij zich er niet van bewust dat zijn gezicht glansde omdat hij met God gesproken had. Maar Aäron en de overige Israëlieten zagen de glans op het gezicht van Mozes wel, en zij durfden hem niet te naderen. Maar toen Mozes hen riep, kwamen Aäron en al de leiders van de gemeenschap naar hem toe. Mozes bracht hun verslag uit. Daarna kwamen al de Israëlieten naar hem toe. Hij hield hun alles voor wat de Heer hem op de berg Sinai gezegd had. Toen Mozes zijn toespraak beëindigd had, deed hij een doek over zijn gezicht. En telkens als Mozes naar de Heer ging om met Hem te spreken, deed hij de doek af tot hij weer buiten kwam. Als hij dan, naar buiten gekomen, de Israëlieten ging meedelen wat zij moesten doen, zagen zij de glans op zijn gezicht; dan deed hij de sluier weer over zijn gelaat, tot hij opnieuw naar binnen ging om met de Heer te spreken.
[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]
Alleluia, alleluia, alleluia !
Jullie zullen heilig zijn,
want Ik ben heilig, zegt de Heer.
Alleluia, alleluia, alleluia !
Mozes is van de berg afgedaald waar hij opnieuw de tafelen van wet heeft ontvangen, het woord dat het leven van zijn volk moet leiden. Daar is hem, nadat Israël hem had verlaten, opnieuw de naam van God geopenbaard: "De Heer is een barmhartige en genadige God, geduldig, groot in liefde en trouw" (34, 6). Hoe zou Mozes' gezicht niet kunnen "glanzen" na een gesprek met de Heer? Drie keer wordt herhaald dat "zijn gezicht glansde omdat hij met God gesproken had". Wanneer je luistert naar God, of beter gezegd met Hem in gesprek gaat - en dat is wat er gebeurt als je luistert naar zijn woord en erover mediteert - kan ons gelaat niet anders dan stralen om zo Gods schoonheid en zijn genadige aanwezigheid te openbaren. Gefronste en droevige gezichten zijn geen teken van Gods aanwezigheid. De sluier die Mozes over zijn gezicht legt als hij tot de Israëlieten spreekt, is wellicht bedoeld om te voorkomen dat zij verblind zouden worden door de helderheid van dat licht van zijn ontmoeting met God. Laten wij ons afvragen als wij in onze dagen mensen ontmoeten: kunnen zij die ons ontmoeten het licht van God, die tot ons gesproken heeft, op ons gezicht zien? Laten we ons bevragen over de behoefte van anderen om Gods licht door ons heen te ontmoeten, zodat ook zij het kunnen zien en getransfigureerd kunnen worden in hun menszijn.
Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).
Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.
Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.
De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).
Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.