GEBED IEDERE DAG

Gebed met de heiligen
Woord van god elke dag

Gebed met de heiligen

Feest van Onze-Lieve-Vrouw van de berg Karmel. Lees meer

Libretto DEL GIORNO
Gebed met de heiligen
Woensdag 16 juli

Feest van Onze-Lieve-Vrouw van de berg Karmel.


Lezing van Gods Woord

Alleluia, alleluia, alleluia !

Gij zijt een uitverkoren stam,
een koninklijk priestervolk, een heilige natie,
een volk door God verworven
om zijn grote daden te verkondigen.

Alleluia, alleluia, alleluia !

Exodus 3,1-6.9-12

Mozes hoedde de kudde van zijn schoonvader Jetro, de priester van Midjan. Eens dreef hij de kudde tot ver in de woestijn en kwam hij bij de berg van God, de Horeb. Toen verscheen hem de engel van de Heer, in een vuur dat opvlamde uit een doornstruik. Mozes keek toe en zag dat de doornstruik in lichterlaaie stond en toch niet verbrandde. Hij dacht: ‘Ik ga eropaf om dat vreemde verschijnsel te onderzoeken. Hoe komt het dat die doornstruik niet verbrandt?' De Heer zag hem naderbij komen om te kijken. En vanuit de doornstruik riep God hem toe: ‘Mozes, Mozes.' Hij antwoordde: ‘Hier ben ik.' Toen sprak de Heer: ‘Kom niet dichterbij en doe uw sandalen uit, want de plaats waar u staat is heilige grond.' En Hij vervolgde: ‘Ik ben de God van uw vaderen, de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob.' Mozes bedekte zijn gezicht, want hij durfde niet naar God op te zien. De roep van de Israëlieten is nu tot Mij doorgedrongen en Ik heb ook gezien hoe de Egyptenaren hen onderdrukken. Ga er dus heen, Ik zend u naar de farao. U moet mijn volk, de Israëlieten, uit Egypte leiden.' Maar Mozes sprak tot God: ‘Wie ben ik dat ik naar de farao zou gaan, en dat ik de Israëlieten uit Egypte zou leiden?' God antwoordde hem: ‘Ik zal u bijstaan, en dit is het teken dat Ik het ben die u zendt: als u het volk uit Egypte hebt geleid, zult u Mij vereren op deze berg.'

[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]

 

Alleluia, alleluia, alleluia !

Jullie zullen heilig zijn,
want Ik ben heilig, zegt de Heer.

Alleluia, alleluia, alleluia !

Mozes heeft zijn verontwaardiging over het onrecht laten varen en leidt nu een rustig leven met zijn gezin. Maar de Heer is de ellende van zijn volk niet vergeten. Als een brandend vuur barst Gods liefde los in Mozes' leven. Het is het vuur van Gods verontwaardiging over de slavernij van zijn volk, en het verschijnt onverwacht aan een vergeetachtige en berustende man, die zijn kudde aan het hoeden is. De Heer nadert en noemt Mozes bij zijn naam. Mozes reageert bereidwillig en vertrouwvol. Dat overkomt ook ons als wij in het heilig land van de christelijke gemeenschap, op de plaats van het gebed, de Schrift openslaan en God tot ons horen spreken. Het vuur van zijn woord wekt ons uit een gehaast en verstrooid leven. Dan ontdekken wij dat God de Heer is van de geschiedenis van mensen van geloof die vóór ons vol vertrouwen antwoordden: "Hier ben ik". Door het geloof van één man redde God een heel volk. "Ik heb de ellende van mijn volk in Egypte gezien, de jammerklachten over hun onderdrukkers gehoord". De Heer is niet onbewogen. De jammerklachten van zijn volk ontroeren Hem. En Hij besluit uit de hemel neer te dalen om hen te bevrijden. Die verlaging van God zal nog zichtbaarder worden in Jezus, de lijdende dienaar, die niet alleen de pijn van het volk Israël op zich neemt, maar die van de hele wereld, van alle volkeren. Mozes' tegenwerping is vaak ook de onze: "Wie ben ik dat ik naar de farao zou gaan, en dat ik de Israëlieten uit Egypte zou leiden?". De Heer zal ieder van ons bijstaan. Wij staan niet alleen in onze strijd tegen het kwaad, wij staan niet alleen naast hen die lijden. God is onze kracht. Daarom dienen wij Hem op de berg waar Hij verschenen is en tot ons gesproken heeft.

Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).

Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.

Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.

De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).

Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.