GEBED IEDERE DAG

Gebed op de dag des Heren
Woord van god elke dag

Gebed op de dag des Heren

15DE ZONDAG DOOR HET JAAR Lees meer

Libretto DEL GIORNO
Gebed op de dag des Heren
Zondag 13 juli

15DE ZONDAG DOOR HET JAAR


Eerste Lezing

Deuteronomium 30,10-14

Maar dan moet u aan de Heer gehoorzamen en alle geboden en voorschriften onderhouden die in dit wetboek staan opgetekend; dan moet u met heel uw hart en heel uw ziel terugkeren tot de Heer uw God.
De geboden die ik u vandaag geef, zijn niet te zwaar voor u en zij liggen niet buiten uw bereik. Ze zijn niet in de hemel en u hoeft niet te zeggen: “Wie zal naar de hemel gaan om ze voor ons te halen en ze ons te laten horen, zodat wij ze kunnen volbrengen?” Ze zijn niet overzee en u hoeft niet te zeggen: “Wie zal de zee oversteken om ze voor ons te halen en ze ons te laten horen, zodat wij ze kunnen volbrengen?” Nee, het woord is dicht bij u, in uw mond en in uw hart. U kunt het dus volbrengen.

Psalmgezang

Psalm 19

Ziet toe, geringen, en weest verheugd,
schept moed, gij allen die God zoekt.

De wet van de Heer is volkomen,
zij sterkt de onzekere geest.
Zijn voorschriften zijn betrouwbaar,
ontwetenden maken zij wijs.

Rechtmatig zijn al zijn bevelen,
bevredigend voor het gemoed.
Glashelder zijn zijn geboden,
zij zijn een licht voor het oog.

Het woord van de Heer is eerlijk,
het blijft in eeuwigheid waar.
Zijn uitspraken zijn waarachtig,
rechtvaardig in iedere zaak.

Gezocht meer dan goud of juwelen,
welsmakend als honingzeem.
Uw dienaar neemt ze ter harte,
hij wordt er rijk voor beloond.

Tweede Lezing

Kolossenzen 1,15-20

Hij is het beeld van de onzichtbare God,
de eerstgeborene van heel de schepping.
Want in Hem is alles geschapen,
in de hemel en op de aarde,
het zichtbare en het onzichtbare,
tronen en hoogheden,
heerschappijen en machten.
Alles is door Hem en voor Hem geschapen.
Hij bestaat vóór alles en alles bestaat in Hem.
Hij is ook het hoofd van het lichaam dat de kerk is.
Hij is de oorsprong, de eerstgeborene uit de doden,
om in alles de eerste te zijn, Hij alleen.
Want in Hem heeft heel de volheid willen wonen
om door Hem alles met zich te verzoenen
en vrede te stichten door het bloed, aan het kruis vergoten,
om alle wezens in de hemel en op de aarde door Hem te verzoenen.

Evangelie

Alleluia, alleluia, alleluia !

Gisteren ben ik met Christus begraven,
vandaag verrijs ik met U die verrezen zijt.

Alleluia, alleluia, alleluia !

Lucas 10,25-37

Daar kwam een wetgeleerde naar Hem toe om Hem op de proef te stellen. ‘Rabbi,' zei hij, ‘wat moet ik doen om deel te krijgen aan het eeuwig leven?' Hij zei tegen hem: ‘Wat staat er in de wet geschreven? Hoe leest u dat?' Hij gaf ten antwoord: ‘U zult de Heer uw God liefhebben met heel uw hart, met heel uw ziel, met heel uw kracht en met heel uw verstand, en uw naaste als uzelf.' Hij zei tegen hem: ‘Juist geantwoord! Doe dat en u zult leven.' Maar hij wilde zich rechtvaardigen en vroeg aan Jezus: ‘Ja maar, wie is mijn naaste?' Jezus nam weer het woord en zei: ‘Op reis van Jeruzalem naar Jericho viel iemand in handen van rovers. Ze schudden hem uit, mishandelden hem en lieten hem halfdood achter. Toevallig kwam er een priester langs die weg; hij zag hem, maar liep in een boog om hem heen. Ook een Leviet die voorbijkwam en hem zag, liep in een boog om hem heen. Toen kwam er een Samaritaan langs die op reis was; hij zag hem en was ten diepste met hem begaan. Hij ging naar hem toe, goot olie en wijn op zijn wonden en verbond ze. Toen zette hij hem op zijn eigen rijdier en bracht hem naar een herberg, waar hij hem verder verzorgde. De volgende ochtend haalde hij twee denariën tevoorschijn en gaf ze aan de waard. “Zorg voor hem,” zei hij, “en als u nog meer kosten moet maken, zal ik ze u op mijn terugreis vergoeden.” Wie van die drie is naar uw mening de naaste geweest van de man die in handen van de rovers was gevallen?' Hij zei: ‘Hij die hem barmhartigheid heeft bewezen.' Jezus zei tegen hem: ‘Doe dan voortaan net als hij.'

[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]

 

Alleluia, alleluia, alleluia !

Gisteren ben ik met Christus begraven,
vandaag verrijs ik met U die verrezen zijt.

Alleluia, alleluia, alleluia !

Homilie

Het evangelie van vandaag bevat een werkelijk fundamentele vraag - die van de wetgeleerde - over het eeuwig leven. Hoewel het een manier was om Hem op de proef te stellen, antwoordt Jezus zoals bij zovele andere gelegenheden door te verwijzen naar het woord van God. In dit geval herinnert Hij aan de kern van de wet: "U zult de Heer uw God liefhebben met heel uw hart, met heel uw ziel, met heel uw kracht en met heel uw verstand, en uw naaste als uzelf". De wetgeleerde geeft een correct antwoord op Jezus' wedervraag, maar op Jezus' uitnodiging - "Doe dat en u zult leven" - stelt hij opnieuw een vraag, omdat hij rechtvaardig wil overkomen: "Ja maar, wie is mijn naaste?". Hij wil een rem zetten op de liefde door een soort rangorde aan te brengen onder de mensen die we ontmoeten. Daardoor worden de grenzen van de liefde ingeperkt en hebben we de neiging om sommigen lief te hebben en anderen minder of niet. Jezus verwerpt elke rangorde en bevestigt het primaat van de liefde voor de zwakken, voor de armen, voor hen die door het kwaad zijn getroffen, zonder in kwalificaties te vervallen. De weg van Jeruzalem naar Jericho is geen speciaal geval, maar vertegenwoordigt alle wegen in de wereld. De globalisering heeft het aantal mensen dat getroffen wordt door geweld verveelvoudigd: mannen en vrouwen, kinderen, jongeren, ouderen, zovelen worden getroffen en in de steek gelaten, overal ter wereld. Helaas is niet alleen het aantal halfdoden hoog, maar ook het aantal mensen die zien en het hoofd afwenden, zoals die priester en die Leviet in de gelijkenis, en hun weg vervolgen alsof er niets gebeurd is. Jezus kiest een priester en een Leviet, en niet om het even wie, als voorbeelden van hardvochtigheid tegenover die halfdode om te onderstrepen hoe onaanvaardbaar het schandaal is: het loskoppelen van de liefde van God en die voor de armen. De twee personages zijn misschien klaar met de eredienst en nu op weg naar huis: ze hebben de rite volbracht, maar zijn niet in staat pietas te doen tegenover de halfdode man. Jezus verbindt het altaar met de armen: het zijn twee onlosmakelijk met elkaar verbonden vormen van liefde. Beide moeten beleefd worden, zoals de wet zegt - met al je kracht, met heel je verstand en met heel je hart.
De Samaritaan, een vreemdeling, beschouwd als vijand, ziet de halfdode man en laat in tegenstelling tot de priester en de Leviet zien wat het betekent om medelijden te hebben, om voor hem te zorgen. Voor iemand zorgen betekent banden smeden die visceraal betrokken zijn, zoals de etymologie van de term zelf suggereert: cor urat, een hart dat brandt. Zorg verbindt, verenigt, maakt je bewust van de wederzijdse behoefte aan liefde en is een concreet teken van pietas, van Gods eigen medelijden. En door tegen de waard te zeggen "als u nog meer kosten moet maken, zal ik ze u op mijn terugreis vergoeden", geeft hij blijk van een liefde in overvloed. Het is deze overvloed die de wereld nodig heeft in deze tijd van wijdverspreide oorlog. En de kerk, die we kunnen vergelijken met de herberg van het evangelie, wordt de plaats van ontmoeting en zorg: hier weven de halfdode man, de Samaritaan en de waard een zorgzame relatie die leidt tot genezing en de opbouw van een "wij" dat redt. Ook de wetgeleerde moet de kracht van dat gebaar erkennen. Aan het eind van het gesprek krijgt hij het woord "Samaritaan" niet over zijn lippen, maar erkent hij dat de naaste "hij die hem barmhartigheid heeft bewezen" is. Vandaar het gebod: "Doe dan voortaan net als hij".

Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).

Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.

Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.

De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).

Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.