GEBED IEDERE DAG

Gebed op de vigilie
Woord van god elke dag
Libretto DEL GIORNO
Gebed op de vigilie
Zaterdag 12 juli


Lezing van Gods Woord

Alleluia, alleluia, alleluia !

Iedereen die leeft en in Mij gelooft
zal in eeuwigheid niet sterven.

Alleluia, alleluia, alleluia !

Genesis 49,29-33; 50,15-26

Daarna gaf hij hun de volgende opdracht: ‘Als ik met mijn voorvaderen verenigd word, begraaf mij dan bij mijn vaderen in de grot op de akker van de Hethiet Efron, in de grot op de akker van Makpela, ten oosten van Mamre, in Kanaän. Het is de akker die Abraham als eigen begraafplaats van de Hethiet Efron gekocht heeft. Daar zijn Abraham en zijn vrouw Sara begraven, daar zijn Isaak en zijn vrouw Rebekka bijgezet, en daar heb ik Lea begraven. De akker met de grot die erop ligt, is gekocht van de Hethieten.' Toen Jakob zijn zonen deze laatste opdracht gegeven had, trok hij zijn voeten terug op het bed, gaf de geest en werd met zijn voorvaderen verenigd.
Toen Jozefs broers zagen dat hun vader gestorven was, zeiden ze: ‘Als Jozef zich nu maar niet op ons gaat wreken en ons zwaar laat boeten voor het kwaad dat wij hem aangedaan hebben.' Daarom stuurden zij de volgende boodschap naar Jozef: ‘Uw vader heeft voor zijn dood het bevel gegeven: Dit moeten jullie Jozef zeggen: “Ik smeek je, vergeef toch de misdaad en de zonde die je broers tegen je bedreven hebben, want zij hebben jou kwaad aangedaan. Vergeef dus de dienaren van de God van je vader hun misdaad.” ' Toen zij zo tot hem spraken, barstte Jozef in tranen uit. Toen kwamen zijn broers zelf, wierpen zich voor hem neer en zeiden: ‘Beschik over ons, wij zijn uw slaven.' Maar Jozef zei hun: ‘Wees maar niet bang: bekleed ik soms de plaats van God? Jullie hebben kwaad tegen mij beraamd, maar God heeft het ten goede gekeerd, om te bereiken wat nu is gebeurd: het behoud van een talrijk volk. Wees dus niet bang: ik zal voor jullie en je kleine kinderen zorgen.' Zo stelde hij hen met hartelijke woorden gerust.
Jozef bleef in Egypte wonen, samen met de familie van zijn vader, en hij werd honderdtien jaar oud. Jozef zag de derde generatie van Efraïm; ook de zonen van Makir, de zoon van Manasse, werden op zijn knieën geboren. Daarna sprak Jozef tot zijn broers: ‘Ik ga sterven, maar eens laat God zijn macht zien en leidt Hij jullie van hier naar het land dat Hij onder ede beloofd heeft aan Abraham, Isaak en Jakob.' Jozef bezwoer de zonen van Israël: ‘Als de Heer zich jullie lot aantrekt, neem dan mijn gebeente met je mee.' Toen stierf Jozef, honderdtien jaar oud. Hij werd gebalsemd en in Egypte in een sarcofaag gelegd.

[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]

 

Alleluia, alleluia, alleluia !

Als je gelooft,
zal je Gods heerlijkheid zien, zo spreekt de Heer.

Alleluia, alleluia, alleluia !

Jakob heeft zijn lievelingszoon teruggevonden, Jozef. Hij vraagt om begraven te worden op de plek waar Abraham en Sara, Isaak en Rebekka en Lea liggen. De dood wordt hier beschreven als een hereniging met de voorouders. Net zoals wij het leven ontvangen hebben, zo is de dood een geboorte in een nieuw leven waarin wij diegenen terugzien die ons hebben voortgebracht, samen met de Schepper van het leven. Jozefs broers worden bang. Ondanks de verzoening met hun broer worden ze opnieuw bang, zien ze kwaad waar er geen is. Het kwaad wordt een dreigende schaduw, maakt hen wantrouwig, achterdochtig. Het kwaad is een slechte raadgever die hen slechte gedachten laat krijgen over hun broer en hen in de verdediging jaagt. De zonde lijkt altijd veel overtuigender dan de vergeving. Zou Jozef, zo vragen de broers zich af, nu hun vader gestorven is, hen niet als vijanden behandelen en uiteindelijk toch nog al het kwaad dat zij gedaan hebben vergelden? Ze proberen zich te verdedigen door hun vader te gebruiken om de broederlijkheid te verdedigen die ze hadden vernietigd. Wij denken vaak dat we het kwaad te slim af kunnen zijn. Maar zo blijven we er de gevangenen van. De broers hebben het moeilijk om te geloven in verzoening en genade. Ze blijven denken dat Jozef dezelfde logica heeft als zij. Maar die broer is anders. Hij laat zich evenmin als de ware gelovigen en de eerbiedwaardigen onder de voorvaderen door het kwaad beïnvloeden: "Jullie hebben kwaad tegen mij beraamd, maar God heeft het ten goede gekeerd, om te bereiken wat nu is gebeurd". Kwaad brengt meer kwaad voort en bezoedelt de liefde. Alleen de liefde kan de ketenen van het kwaad verbreken en van de logica die het voortbrengt.

Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).

Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.

Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.

De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).

Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.