GEBED IEDERE DAG

Gebed van het heilig kruis
Woord van god elke dag

Gebed van het heilig kruis

Feest van de heilige Benedictus (+ 547), vader van het westerse monnikendom en auteur van de regel die zijn naam draagt. Lees meer

Libretto DEL GIORNO
Gebed van het heilig kruis
Vrijdag 11 juli

Feest van de heilige Benedictus (+ 547), vader van het westerse monnikendom en auteur van de regel die zijn naam draagt.


Lezing van Gods Woord

Alleluia, alleluia, alleluia !

Dit is het evangelie van de armen, de bevrijding van de gevangen,
het zicht van de blinden, de vrijheid van de onderdrukten.

Alleluia, alleluia, alleluia !

Genesis 46,1-7.28-30

Toen ging Israël op weg met iedereen die bij hem hoorde. Hij kwam in Berseba en droeg daar slachtoffers op, aan de God van zijn vader Isaak. En God sprak tot Israël in een nachtelijk visioen: ‘Jakob, Jakob!' Hij antwoordde: ‘Hier ben ik.' God zei: ‘Ik ben God, de God van uw vader. U moet er niet tegen opzien om naar Egypte te vertrekken; want Ik zal daar een groot volk van u maken. Ikzelf zal u naar Egypte vergezellen en Ik zal u ook weer terugbrengen. Jozef zal uw ogen sluiten.' Toen verliet Jakob Berseba, Israëls zonen lieten hun vader Jakob, hun kleine kinderen en hun vrouwen reizen op de wagens die de farao daarvoor had meegegeven. Ook hun veestapel en hun bezittingen namen ze mee, alles wat ze in Kanaän verworven hadden. Zo trok Jakob met al zijn nakomelingen naar Egypte. Zijn zonen en kleinzonen, zijn dochters en kleindochters, al zijn nakomelingen nam hij mee naar Egypte. Jakob stuurde Juda naar Jozef met het verzoek om in Gosen bij hem te komen. Toen zij in Gosen aangekomen waren, liet Jozef zijn wagen inspannen en reed naar Gosen om zijn vader Israël te begroeten. Toen hij hem ontmoette, viel hij hem om de hals en weende lange tijd op zijn schouders. Israël sprak tot Jozef: ‘Laat de dood nu maar komen! Ik heb jou nu weer gezien en weet dat je nog leeft!'

[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]

 

Alleluia, alleluia, alleluia !

De Mensenzoon is gekomen om te dienen,
Wie groot wil zijn moet dienaar worden van allen.

Alleluia, alleluia, alleluia !

Het lange verhaal van Jozef, van zijn dromen die door zijn broers met afgunst werden geïnterpreteerd en die de oorzaak waren van geweld tegen hem, eindigt met de ontmoeting met zijn vader. Jakob, die in Kanaän is gebleven, wil zijn zoon zien voordat hij sterft. Daarom besluit hij naar Egypte te reizen. Hij kan niet sterven zonder hem teruggezien te hebben. Jakob begint aan zijn reis. Hij neemt zijn hele familie mee, zodat zij zich allemaal kunnen verzoenen met de zoon die aan de Egyptenaren was verkocht. De ontmoeting die volgt is ontroerend en verzoent Jakob ook met zijn hele leven, zodat hij kan uitroepen: "Laat de dood nu maar komen!". De ware ambitie van Jakob, van Gods volk, is dat niemand verloren gaat. Daarom vertrekt hij, op gevorderde leeftijd, met alle ontberingen en gevaren van dien, op zoek naar zijn zoon, de dromer. Als hij hem ziet, beseft hij dat Gods zegen is vervuld. De gewelddadige en moordzuchtige afgunst van de broers, veroorzaakt door zijn voorliefde voor de dromer, was de vrucht van het kwaad dat altijd gewelddadige conflicten veroorzaakt. Bij de Heer daarentegen staat alles ten dienste van het goede en de grootste is degene die zich voor ons tot slaaf heeft gemaakt. Verscheidenheid, zoals de dromen van Jozef, was ook een rijkdom voor zijn broers, ook al hadden zij het niet begrepen en zich tegen hem gekeerd en hem zelfs verraden. Jozefs charisma is er geen van verdeeldheid en nog minder van conflicten. Integendeel, het is een geschenk van de Heer voor het gemeenschappelijk welzijn van allen.

Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).

Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.

Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.

De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).

Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.