GEBED IEDERE DAG

Gebed voor de armen
Woord van god elke dag

Gebed voor de armen

Gedachtenis van Athenagoras (+ 1972), patriarch van Constantinopel en vader van de oecumenische dialoog. Lees meer

Libretto DEL GIORNO
Gebed voor de armen
Maandag 7 juli

Gedachtenis van Athenagoras (+ 1972), patriarch van Constantinopel en vader van de oecumenische dialoog.


Lezing van Gods Woord

Alleluia, alleluia, alleluia !

Dit is het evangelie van de armen, de bevrijding van de gevangenen,
het zicht van de blinden, de vrijheid van de onderdrukten.

Alleluia, alleluia, alleluia !

Genesis 28,10-22

Jakob vertrok uit Berseba en ging naar Haran. Nadat de zon al was ondergegaan, wilde hij op een bepaalde plaats overnachten. Een van de stenen die daar lagen nam hij als hoofdkussen en hij viel op die plaats in slaap. Hij kreeg een droom en zag een ladder die op de aarde stond en waarvan de top tot in de hemel reikte. Langs die ladder stegen Gods engelen op en daalden zij neer. Ineens stond de Heer bij hem en zei: ‘Ik ben de Heer, de God van uw vader Abraham en de God van Isaak. Het land waar u op ligt, zal Ik aan u en aan uw nakomelingen geven. Uw nageslacht zal als het stof van de aarde zijn; u zult zich uitbreiden naar het westen en het oosten, naar het noorden en het zuiden; om u en uw nakomelingen zullen alle geslachten van de aarde zich gezegend beschouwen. Ik ben met u; Ik zal u behoeden waar u ook bent, en u terugvoeren naar dit land. Want Ik zal u niet verlaten tot Ik mijn belofte heb vervuld.' Jakob werd wakker en riep uit: ‘Waarlijk, de Heer is op deze plaats en ik wist het niet.' Hij werd bang en zei: ‘Ontzagwekkend is deze plaats! Dit kan niet anders zijn dan het huis van God en de poort van de hemel.' De volgende ochtend zette Jakob de steen waar hij met zijn hoofd op had gelegen, als een wijsteen overeind en goot er olie over uit. Hij noemde die plaats Betel; vroeger heette die stad Luz. Jakob legde de volgende gelofte af: ‘Als God met mij is en mij beschermt op de reis die ik nu onderneem, als Hij mij voedsel geeft om te eten en kleding om mij te bedekken, en als ik ongedeerd naar mijn ouderlijk huis terugkeer, dan zal de Heer mijn God zijn. En deze steen, die ik als heilige steen opricht, zal het huis van God zijn; en van alles wat U mij schenkt, zal ik U tienden geven.'

[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]

 

Alleluia, alleluia, alleluia !

De Mensenzoon is gekomen om te dienen,
wie groot wil zijn moet dienaar worden van allen.

Alleluia, alleluia, alleluia !

Het verhaal van Betel volgt onmiddellijk op het bedrog van het eerstgeboorterecht en de raad die Rebekka aan Jakob geeft om het huis te ontvluchten. Jakob is moe van de tocht en stopt om uit te rusten op een verlaten plek. Hij valt in slaap en droomt van een ladder die hemel en aarde verbindt. Het is niet alleen Jakobs droom, we zouden kunnen zeggen dat het de droom van elke mens is. Onze aarde is vaak zo hard als de stenen waarop Jakob zijn hoofd te rusten legt. Maar God zendt zijn engelen, die van die plaats tot de Heer opstijgen en zo verhinderen dat Jakob zich opsluit binnen de beperkte horizon van zijn eigen kleine wereld. De aarde waarop wij leven is vaak hard, maar ze is niet vervloekt. God hoopt altijd voor de wereld en zegent altijd de aarde, zodat zij vruchten kan voortbrengen en zodat zijn heilsplan in vervulling gaat. En de gelovigen zijn geroepen om deel te hebben aan deze droom die bestemd is voor alle volkeren van de aarde, vooral voor hen wier lot het zwaarst en pijnlijkst is. De gelovige erkent de aanwezigheid van de Heer in alle volkeren van de aarde; patriarch Athenagoras zei graag: "Alle volkeren zijn goed". God heeft zijn woning onder de mensen gemaakt. En de gemeenschap van gelovigen is geroepen om naar het hart van de volkeren te gaan om hen te helpen de weg van de vrede in te slaan. De gemeenschap moet voor alle volkeren de deur zijn die opengaat naar de hemel van God. Gelovigen zijn geroepen om te wandelen met de volkeren van de aarde en voor hen stijgen zij op en dalen zij neer uit de hemel. Het zijn de gebeden om vrede die de gelovigen tot de hemel laten opstijgen; het zijn de woorden van het evangelie die de gelovigen tot alle volkeren richten opdat die de weg van gerechtigheid en vrede inslaan.

Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).

Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.

Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.

De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).

Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.