GEBED IEDERE DAG

Gebed voor de armen
Woord van god elke dag
Libretto DEL GIORNO
Gebed voor de armen
Dinsdag 10 juni


Lezing van Gods Woord

Alleluia, alleluia, alleluia !

Dit is het evangelie van de armen, de bevrijding van de gevangenen,
het zicht van de blinden, de vrijheid van de onderdrukten.

Alleluia, alleluia, alleluia !

2 Korintiërs 1,18-22

God zelf verzekert: het woord dat wij tot U spreken, is niet tegelijk ja en nee. De Zoon van God, Jezus Christus, die door ons onder u is verkondigd, door mij en Silvanus en Timoteüs, Hij was niet ja en nee; in Hem was slechts ja, want alle beloften van God zijn in Hem bevestigd. Daarom zeggen wij door Hem ook amen, tot eer van God. En God zelf heeft ons samen met u in Christus bevestigd en ons gezalfd. Hij heeft op ons zijn zegel gedrukt en ons de Geest als onderpand gegeven.

[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]

 

Alleluia, alleluia, alleluia !

De Mensenzoon is gekomen om te dienen,
wie groot wil zijn moet dienaar worden van allen.

Alleluia, alleluia, alleluia !

In de gemeenschap van Korinte zijn predikers verschenen die Paulus bekritiseren en beschuldigen, die zijn oprechtheid, zijn apostoliciteit en het evangelie dat hij verkondigt in twijfel trekken. Dit was eerder ook al gebeurd in Galatië. Paulus wordt gedwongen om zichzelf te verdedigen, ook al gaat zijn verdediging in de eerste plaats over het evangelie dat hij verkondigt - een verkondiging waarvoor hij bevestiging had gekregen van de andere apostelen die in Jeruzalem bijeen waren. Met deze brief wil Paulus opnieuw de waarde van zijn getuigenis bevestigen, dat voortkomt uit de genade van God en "niet door de wijsheid van de wereld". En daarom kan hij "trots" zijn. Het is niet de trots over zijn eigen kwaliteiten, een verleiding waarmee zo velen van ons vertrouwd zijn. De trots waarover de apostel spreekt, is die van iemand die zijn leven besteedt aan de verkondiging van het evangelie, van iemand die de Heer een gemeenschap kan voorstellen die de vrucht is van zijn verkondiging. Met dit in gedachten zegt de apostel elders: "Als iemand wil roemen, laat hem dan roemen in de Heer." (1 Kor 1, 31). Paulus bevestigt zijn genegenheid en zijn zorg voor de gemeenschap. Hij had ze graag spoedig willen bezoeken, maar hij was verhinderd en hij moest zijn plannen omgooien. Dat is dus geen kwestie van wispelturigheid: "God zelf verzekert: het woord dat wij tot u spreken, is niet tegelijk ja en nee". Zijn afgesteld bezoek is dus geen teken van desinteresse of angst voor degenen die hem beschuldigen. Wij lezen in deze woorden de diepe band van genegenheid die hem met de gemeenschap verbindt. De broederlijkheid, die haar fundament heeft in de verkondiging van het evangelie, bestaat niet uit abstracte banden, maar is concreet. Ze bestaat uit bezoeken, herinneringen, ontmoetingen, onderlinge hulp en gebed. Het is een broederlijkheid, een communio, die hen verbindt in een gemeenschappelijke roeping en zending die Jezus zelf hun heeft toevertrouwd en die de heilige Geest heeft bezegeld.

Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).

Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.

Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.

De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).

Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.