PINKSTEREN
De kerken in het oosten vieren vandaag ook Pinksteren. De moslims vieren het Offerfeest (Aid-al-Adha).
Lees meer
PINKSTEREN
De kerken in het oosten vieren vandaag ook Pinksteren. De moslims vieren het Offerfeest (Aid-al-Adha).
Eerste Lezing
Handelingen 2,1-11
Toen de dag van Pinksteren aanbrak, waren zij allen op één plaats bijeen. Plotseling kwam er uit de hemel een geraas alsof er een hevige wind opstak, en het vulde heel het huis waar zij waren. Er verschenen hun vurige tongen, die zich verspreidden en zich op ieder van hen neerzetten. Zij raakten allen vol van heilige Geest en begonnen te spreken in vreemde talen, zoals de Geest hun ingaf. Nu woonden er in Jeruzalem vrome Joden, afkomstig uit ieder volk onder de hemel. Toen dat geluid opkwam, liep de menigte te hoop en raakte in verwarring, omdat iedereen hen in zijn eigen taal hoorde spreken. Ze stonden versteld en vroegen zich verwonderd af: ‘Maar dat zijn toch allemaal Galileeërs die daar spreken! Hoe is het dan mogelijk dat ieder van ons de taal van zijn geboortestreek hoort? Parten en Meden en Elamieten, en bewoners van Mesopotamië, Judea en Kappadocië, Pontus en Asia, Frygië en Pamfylië, Egypte en het Libische gebied bij Cyrene, en hier woonachtige Romeinen, Joden en proselieten, Kretenzen en Arabieren, wij horen hen in onze eigen taal spreken over de grote daden van God.'
Psalmgezang
Psalm 104
Zendt Gij uw geest, dan komt er weer leven,
dan maakt Gij uw schepping weer nieuw.
Verheerlijk, mijn ziel, de Heer,
wat zijt Gij groot, Heer mijn God!
Hoe veel is het wat Gij gedaan hebt, Heer,
de aarde is vol van uw schepsels.
Neemt Gij hun geest weg, dan komen zij om,
en keren terug tot de aarde.
Maar zendt Gij uw geest,
dan komt er weer leven,
dan maakt Gij uw schepping weer nieuw.
De roem van de Heer blijve eeuwig bestaan,
Hij vinde zijn vreugde in al zijn schepsels;
mogen mijn woorden Hem aangenaam zijn,
dan zal ik mij in de Heer verheugen.
Tweede Lezing
Romeinen 8,8-17
en zij die een zondig leven leiden, kunnen God niet behagen. Maar u leidt geen zondig leven meer, maar u leeft in de Geest, omdat de Geest van God in u woont. Iemand die de Geest van Christus niet bezit, behoort Hem niet toe. Als Christus in u is, blijft uw lichaam wel door de zonde aan de dood gewijd, maar uw geest leeft, dankzij de gerechtigheid. Als de Geest van Hem die Jezus heeft opgewekt uit de doden in u woont, zal Hij, die Christus uit de doden heeft laten opstaan, ook uw sterfelijk lichaam levend maken door de kracht van zijn Geest, die in u woont. Dus, broeders en zusters, zijn wij niet langer verplicht om een zondig leven te leiden. Als u een zondig leven leidt, zult u zeker sterven. Maar als u door de Geest de praktijken van het lichaam doodt, zult u leven. Allen die zich laten leiden door de Geest van God, zijn kinderen van God. De Geest die u ontvangen hebt, is er niet een van slaafsheid, die u opnieuw vrees zou aanjagen. U hebt een Geest van kindschap ontvangen, die ons doet uitroepen: Abba, Vader! De Geest zelf bevestigt het getuigenis van onze geest dat wij kinderen zijn van God. Maar als wij kinderen zijn, dan zijn wij ook erfgenamen, en wel erfgenamen van God tezamen met Christus, omdat wij delen in zijn lijden, om ook te delen in zijn verheerlijking.
Evangelie
Alleluia, alleluia, alleluia !
Wie niet uit water en geest wordt herboren,
kan het rijk van God niet binnentreden.
Alleluia, alleluia, alleluia !
Johannes 14,15-16.23-26
Als jullie Mij liefhebben, zul je ter harte nemen wat Ik jullie opdraag. En Ik zal de Vader vragen jullie een andere Helper te geven, die voor altijd met jullie zal zijn, Jezus gaf hem ten antwoord: ‘Als iemand Mij liefheeft, zal Hij mijn woord ter harte nemen; dan zal mijn Vader hem liefhebben en zullen We bij hem ons verblijf gaan houden. Wie Mij niet liefheeft, neemt mijn woorden niet ter harte. Het woord dat jullie horen, is echter niet mijn woord, maar dat van de vader die Mij gezonden heeft. Dat is het wat Ik jullie te zeggen had, nu Ik nog bij jullie ben. De Helper die de Vader jullie in mijn naam zal zenden, zijn heilige Geest, zal jullie verder in alles onderrichten: Hij zal jullie alles laten begrijpen wat Ik jullie gezegd heb.
[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]
Alleluia, alleluia, alleluia !
De Geest van de Heer rust op Mij,
Hij heeft Mij gezonden om de blijde boodschap te brengen aan de armen.
Alleluia, alleluia, alleluia !
Homilie
In de Handelingen van de Apostelen lezen we het verhaal van Pinksteren, dat Lucas beschouwt als de stichting van de tijd van de kerk, een tijd die begint met de uitstorting van de Geest. De Doper had dit al voorzien toen hij Jezus aanwees als degene "die u zal dopen in heilige Geest en vuur" (Lc 3, 16). De kerk ontstaat als een volk dat verzameld en geleid wordt door de heilige Geest. Ze wordt niet uit zichzelf geboren, maar uit den hoge. Dat is het wonder van Pinksteren: de transformatie van die kleine groep in een gemeenschap die verenigd is door de hartstocht voor het evangelie. Lucas schrijft dat iedereen erdoor vervuld werd: "Zij raakten allen vol van heilige Geest en begonnen te spreken in vreemde talen", waarmee ze aan allen het mysterie van Jezus meedeelden: die profeet die gekruisigd was, was door de Vader uit de dood opgewekt, de eersteling van ons allen. Dit is de kern van de christelijke verkondiging in elke tijd. De liturgie van Pinksteren laat ons dit mysterie herbeleven. Een mooie traditie stelt tijdens de liturgie van deze dag een emblematisch gebaar: een regen van rode bloemblaadjes daalt neer van het plafond van de kerk, om de buitengewone gebeurtenis waarmee de reis van de kerk buiten de bovenzaal begon visueel te doen herleven. De Geest bewoog de kleine gemeenschap om hun angst te overwinnen en naar buiten te gaan op het plein, dat - door het lawaai dat door iedereen werd waargenomen - zich inmiddels had gevuld met een menigte mensen "uit alle volken onder de hemel". Dan is er een tweede facet van het wonder: de eenheid van de volkeren van de aarde die zich voor het plein van de bovenzaal hadden verzameld, die teweeggebracht wordt door de prediking van het evangelie. Lucas somt hen een voor een op, als in een appel. Het is de eerste globalisering die de Geest teweegbrengt via de kerk, die gemeenschap, dat "wij"' dat de volkeren van de aarde wil verenigen. Elk behoudt zijn eigen naam, zijn eigen identiteit, maar tegelijkertijd beginnen ze allemaal te ondervinden dat ze één volk zijn, verenigd door het ene evangelie. Verschillend en toch verenigd. Ook vandaag heeft de wereld een nieuwe uitstorting van de Geest nodig. Conflicten zijn talrijker geworden, onrechtvaardigheden zijn toegenomen. Er is behoefte aan een nieuw Pinksteren voor deze moeilijke en complexe tijd. Er is behoefte aan die "hevige wind" die nieuwe "verwarring" veroorzaakt in het hart van de gelovigen. Er is behoefte aan vrijmoedige en vreugdevolle getuigen van het evangelie. Die dag dacht men dat de leden van die kleine gemeenschap dronken waren, zo overweldigend waren hun enthousiasme en hun vreugde. Een nieuwe hartstocht in het getuigenis van het evangelie is ook vandaag dringend nodig. De woorden van de martelaar Ignatius van Antiochië, die, toen hij naar Rome werd gebracht om de marteldood te sterven, zei: "In moeilijke tijden is het christendom geen werk van overtuiging, maar van grootsheid", zijn vandaag de dag meer dan relevant. Het is de grootsheid van liefde die met hartstocht wordt beleefd. De Heer verzekert ons dat de Geest ons zal vergezellen, dat Hij onze "Paracleet" zal zijn, onze verdediger, dat Hij ons "verder in alles onderrichten zal: Hij zal jullie alles laten begrijpen wat Ik jullie gezegd heb".
Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).
Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.
Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.
De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).
Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.