GEBED IEDERE DAG

Gebed op de vigilie
Woord van god elke dag

Gebed op de vigilie

VIGILIE VAN PINKSTEREN Lees meer

Libretto DEL GIORNO
Gebed op de vigilie
Zaterdag 7 juni

VIGILIE VAN PINKSTEREN


Lezing van Gods Woord

Alleluia, alleluia, alleluia !

Iedereen die leeft en in Mij gelooft
zal in eeuwigheid niet sterven.

Alleluia, alleluia, alleluia !

Handelingen 28,16-20.30-31

In Rome kreeg Paulus toestemming zelfstandig te wonen onder bewaking van een soldaat.
Na drie dagen riep hij de voornaamste Joden van de stad bij elkaar. Toen ze bijeen waren zei hij: ‘Broeders, hoewel ik niets gedaan heb tegen ons volk of de voorvaderlijke zeden en gewoonten, ben ik toch vanuit Jeruzalem als gevangene aan de Romeinen uitgeleverd. Die hebben me ondervraagd en wilden me vrijlaten omdat er geen enkele grond was om mij ter dood te veroordelen. Maar omdat de Joden dat tegenspraken, was ik gedwongen me op de keizer te beroepen, overigens zonder mijn volk in enig opzicht aan te klagen. Dit is de reden waarom ik u wilde zien en spreken. Want het is vanwege de hoop van Israël dat ik deze boeien draag.' Twee volle jaren verbleef Paulus daar op eigen kosten, en hij ontving iedereen die naar hem toe kwam. Hij verkondigde het koninkrijk van God en gaf onderricht over de Heer Jezus Christus, vrijmoedig en ongehinderd.

[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]

 

Alleluia, alleluia, alleluia !

Als je gelooft,
zal je Gods heerlijkheid zien, zo spreekt de Heer.

Alleluia, alleluia, alleluia !

De laatste bladzijde van Handelingen beschrijft kort hoe het evangelie met Paulus Rome bereikt. Paulus begint zijn zending in Rome in een privéhuis, terwijl hij onder huisarrest staat. Gebruik makend van een zekere welwillendheid van de Romeinse overheden laat hij de vertegenwoordigers van de joodse gemeenschap bij zich komen. En ook al aanvaarden velen van hen zijn verkondiging niet, toch zijn ze hem niet vijandig gezind, integendeel. Ze tonen een grote verdraagzaamheid tegenover hem door uitdrukkelijk te verzekeren dat ze niets tegen hem hebben. Paulus blijft in dit huis - waarschijnlijk in de joodse wijk - gedurende twee jaar. Hij maakt er een missionair centrum van. Ook al is hij in gevangenschap, toch verricht hij een intens apostolisch werk: hij ontvangt mensen in zijn huis, verkondigt het evangelie, bidt en schrijft brieven aan de verre gemeenschappen. Niets, zelfs geen boeien, belet de apostel om het evangelie mee te delen. Wat een voorbeeld voor ons, die beschikken over mogelijkheden en middelen en toch vaak vergeten om tot het hart van de mensen te spreken. Op dit punt breekt het verhaal plotseling af, als om te zeggen dat nu de verspreiding van het evangelie in de hele wereld begint. Handelingen vertelt niet de marteldood van Paulus. Uit andere bronnen weten we dat aan het einde van het tweede jaar van Paulus' verblijf in Rome het politieke klimaat tegenover de christenen veranderde en dat Nero een vervolging ontketende waarbij zowel Petrus als Paulus zijn vermoord. Handelingen eindigt met het benadrukken dat Paulus vrijmoedig de leer van Jezus Christus verkondigde. De jonge man die waakte over de kleren van degenen die Stefanus stenigden, heeft zich zozeer laten verleiden door Jezus dat hij de wereld rondging om "het koninkrijk van God te verkondigen en onderricht te geven over de Heer Jezus Christus". In Rome aangekomen ervaart Paulus, jood en Romeins burger, iemand die de wereld door en door kent dus, hoe hij ondanks zijn ketenen de grote vrijheid kan beleven om leerling van Jezus te zijn.

Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).

Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.

Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.

De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).

Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.