GEBED IEDERE DAG

Gebed op de dag des Heren
Woord van god elke dag
Libretto DEL GIORNO
Gebed op de dag des Heren
Zondag 18 mei

5DE PAASZONDAG


Eerste Lezing

Handelingen 14,21-27

Ze brachten die stad de goede boodschap en maakten er talrijke leerlingen. Daarna keerden ze terug naar Lystra, naar Ikonium en naar Antiochië, waar ze de leerlingen bemoedigden. Ze spoorden hen aan bij het geloof te blijven, en zeiden dat wij door veel ellende heen moeten om het koninkrijk van God binnen te gaan. In iedere gemeente wezen ze oudsten aan, en na bidden en vasten bevalen ze hen aan bij de Heer, op wie ze vertrouwden. Na een tocht door Pisidië kwamen ze in Pamfylië, predikten het woord in Perge en reisden naar Attalia aan de kust. Vandaar gingen ze per schip naar Antiochië, waar ze destijds aan Gods gunst waren toevertrouwd voor het werk dat ze inmiddels volbracht hadden. Na aankomst riepen ze de gemeente bijeen en deden verslag van wat God met hen gedaan had, en dat Hij voor de heidenen de deur voor het geloof had geopend.

Psalmgezang

Psalm 145

U wil ik loven, mijn God en Koning,
uw Naam verheerlijken voor altijd.

De Heer is vol liefde en medelijden,
lankmoedig en zeer goedgunstig.
De Heer is bezorgd voor ieder mens,
barmhartig voor al wat Hij maakte.

Uw werken zullen uw prijzen, Heer,
uw vromen zullen U loven.
Zij roemen de glorie van uw heerschappij,
uw macht verkondigen zij.

Zij maken uw kracht aan de mensen bekend,
de pracht van uw koninkrijk.
Uw rijk is een rijk voor alle eeuwen,
uw heerschappij geldt voor ieder geslacht.

Tweede Lezing

Openbaring 21,1-5

Toen zag ik een nieuwe hemel en een nieuwe aarde; de eerste hemel en de eerste aarde waren verdwenen en de zee bestond niet meer. Ik zag de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem, vanuit God uit de hemel neerdalen, gereed als een bruid die zich voor haar man heeft getooid. Toen hoorde ik een luide stem, die vanaf de troon riep: ‘Dit is de tent van God bij de mensen! Hij zal bij hen wonen. Zij zullen zijn volk zijn, en Hij, God-met-hen, zal hun God zijn. Hij zal alle tranen uit hun ogen wissen, en de dood zal niet meer bestaan; geen rouw, geen geween, geen smart zal er zijn, want al het oude is voorbij.' En Hij die op de troon zetelt, zei: ‘Zie, Ik maak alles nieuw.' Ik hoorde zeggen: ‘Schrijf deze woorden op, ze zijn betrouwbaar en waar.'

Evangelie

Alleluia, alleluia, alleluia !

Gisteren ben ik met Christus begraven,
vandaag verrijs ik met U die verrezen zijt.

Alleluia, alleluia, alleluia !

Johannes 13,31-33.34-35

Toen hij was weggegaan zei Jezus: ‘Nu wordt de Mensenzoon verheerlijkt, en in Hem wordt God verheerlijkt. En als God wordt verheerlijkt in Hem, verheerlijkt God ook Hem bij zichzelf; ja, nu gaat Hij Hem verheerlijken. Kinderen, nog maar kort zal Ik bij jullie zijn. Dan zullen jullie Mij zoeken, maar Ik heb tegen de Joden gezegd: “Waar Ik heen ga, daar kunt u niet komen”, en dat zeg Ik nu tegen jullie. Ik geef jullie een nieuw gebod: dat je elkaar liefhebt. Met de liefde die Ik jullie heb toegedragen, moeten jullie ook elkaar liefhebben. Daaraan zal iedereen kunnen zien dat jullie leerlingen van Mij zijn: als jullie onder elkaar de liefde bewaren.'

[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]

 

Alleluia, alleluia, alleluia !

Gisteren ben ik met Christus begraven,
vandaag verrijs ik met U die verrezen zijt.

Alleluia, alleluia, alleluia !

Homilie

Het evangelie vertelt ons de eerste zinnen van Jezus' toespraak tot de apostelen in de bovenzaal. Hij richt zich tot de leerlingen om hen binnen te leiden in het mysterie van zijn verheerlijking, in het mysterie van Pasen. Aan hen gaat Hij zijn evangelie toevertrouwen. Hij kijkt hen teder aan: "Kinderen, nog maar kort zal Ik bij jullie zijn". Het is de enige keer dat hij hen zo noemt. Hij staat op het punt hen voorgoed te verlaten en er schuilt een unieke dimensie in die relatie met hen, die ook ons geloof tekent, dat op hun getuigenis gebaseerd is. Als ze horen dat Hij hen gaat verlaten, zijn ze verontrust. Wellicht denken ze terug aan de drie jaren die ze met Hem hebben doorgebracht: wat is hun leven veranderd! En hoeveel is ook het leven van zoveel andere mensen veranderd, vooral dat van de zieken, de armen, de zondaars. Komt aan dit alles nu een einde? Jezus begrijpt hun verbijstering en voegt eraan toe: "Dan zullen jullie Mij zoeken, maar [...] waar Ik heen ga, daar kunt u niet komen". Jezus weet dat deze leerlingen, ondanks hun broosheid en zwakheid, Hem zullen zoeken om Hem weer te zien, om Hem weer te horen, om bij Hem te blijven. Hierin zijn de elf een voorbeeld voor ons, die vaak vergeten Jezus op te zoeken, naar zijn woorden te luisteren en ze in praktijk te brengen. Geloof in Jezus heeft een affectieve, relationele dimensie die we niet kunnen ontkennen. Geloof is elkaar ontmoeten, van elkaar houden, samen het mysterie van Pasen beleven. Jezus maakt dit zelf duidelijk met het gebod van de liefde: "Ik geef jullie een nieuw gebod: dat je elkaar liefhebt. Met de liefde die Ik jullie heb toegedragen, moeten jullie ook elkaar liefhebben". Jezus gaat verder dan het gebod in Leviticus: "U zult uw naaste liefhebben als uzelf" (Lv 19, 18). De maatstaf van de liefde is niet wat van ons komt, maar de liefde waarmee Jezus ons liefheeft. Dit gebod is nieuw, in de zin van ultiem, definitief, voor altijd geldig. Wat deze liefde betreft, zijn wij ongeletterd. De wereld is een woestijn van liefde. Het is Jezus die ze ons leert en ze ons schenkt. En wel met de maat die het evangelie aangeeft: "Voorheen hield Hij al van degenen die Hem in de wereld toebehoorden, maar nu zou Hij hun zijn liefde betonen tot het uiterste", tot aan het kruis. De leerlingen begrijpen er nauwelijks iets van. Onmiddellijk daarna laten ze Hem in de steek. Maar na Pasen ervaren ze wat Jezus van hen had gevraagd: "Daaraan zal iedereen kunnen zien dat jullie leerlingen van Mij zijn: als jullie onder elkaar de liefde bewaren". De liefde van Jezus verandert ons, maakt ons in staat om de bedroefden te troosten, de zieken te genezen, de armen te steunen, de verworpenen op te vangen, om over vrede te spreken in de hel van de oorlog. Het is een liefde die attractief is. Ze verandert niet alleen onszelf, maar ook de wereld.

Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).

Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.

Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.

De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).

Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.