Lezing van Gods Woord
Alleluia, alleluia, alleluia !
Dit is het evangelie van de armen, de bevrijding van de gevangen,
het zicht van de blinden, de vrijheid van de onderdrukten.
Alleluia, alleluia, alleluia !
Handelingen 13,26-33
Broeders, afstammelingen van Abraham en ook u, godvrezenden, wij hebben de taak gekregen deze redding te verkondigen. Want de inwoners van Jeruzalem en hun leiders erkenden Hem niet en door hun vonnis hebben zij de uitspraken van de profeten, die elke sabbat worden voorgelezen, in vervulling doen gaan. Hoewel ze geen enkele grond voor een doodvonnis konden vinden, eisten ze van Pilatus zijn terechtstelling. Toen ze alles ten uitvoer hadden gebracht wat over Hem geschreven staat, namen ze Hem van het kruis en legden Hem in een graf. Maar God wekte Hem op uit de doden en Hij verscheen gedurende vele dagen aan hen die met Hem van Galilea naar Jeruzalem waren getrokken, en die nu zijn getuigen zijn voor het volk. En wij brengen u de goede boodschap dat God de belofte aan de vaderen voor hun kinderen, voor ons, in vervulling heeft laten gaan door Jezus te laten opstaan. Zo staat het in psalm twee: Mijn Zoon ben jij,
Ik heb je vandaag verwekt.
[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]
Alleluia, alleluia, alleluia !
De Mensenzoon is gekomen om te dienen,
Wie groot wil zijn moet dienaar worden van allen.
Alleluia, alleluia, alleluia !
De apostel legt de nadruk op de "broederlijkheid" die joden en christenen verenigt vanwege hun gemeenschappelijke afstamming van Abraham. Het is een dimensie die niet mag worden vergeten, en die in de hedendaagse context opnieuw moet worden voorgesteld voor een nieuwe ontmoeting tussen de gelovigen van de drie grote Abrahamitische godsdiensten om de verantwoordelijkheid te herontdekken die zij vandaag hebben om vrede en ontmoeting tussen de volkeren te bevorderen. Op dit punt in zijn betoog verkondigt de apostel het hart van het evangelie, namelijk de dood van Jezus en zijn opstanding. Paulus stelt dit geheim dat de verlossing is voor als de "vervulling" van de profeten. De evangelies herhalen vaak dat de dood en verrijzenis van Jezus de Schrift moesten vervullen. De apostel richt zich niet tot zijn toehoorders om hen te beschuldigen van de dood van Jezus. Hij wil hen er eerder toe brengen om Pasen te beschouwen als het hoogtepunt van de heilsgeschiedenis die ook voor hen is weggelegd. Hij zegt hun kort en bondig: "Wij brengen u de goede boodschap dat God de belofte aan de vaderen voor hun kinderen, voor ons, in vervulling heeft laten gaan door Jezus te laten opstaan". Hij spreekt in het meervoud omdat zijn getuigenis hetzelfde is als dat van de andere apostelen en de vele andere leerlingen aan wie Jezus verschenen is na zijn verrijzenis. En hij citeert - om zijn toehoorders uit te nodigen om de hen bekende passages van de heilige Schrift grondig te lezen - Psalm 2: "Jij bent mijn zoon, vandaag heb Ik je verwekt". Petrus had deze psalm al geciteerd in zijn toespraak met Pinksteren. Paulus herhaalt dat Jezus met zijn opstanding uit de doden zijn koningschap over de geschiedenis en de wereld tot een hoogtepunt brengt.
Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).
Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.
Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.
De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).
Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.