De joden vieren het begin van Pesach. Lees meer
De joden vieren het begin van Pesach.
Lezing van Gods Woord
Loven wij de Heer, Hem zij alle eer en dank.
Iedereen die leeft en in Mij gelooft
zal in eeuwigheid niet sterven.
Loven wij de Heer, Hem zij alle eer en dank.
Ezechiël 37,21-28
moet u hun zeggen: “Zo spreekt de Heer god: Ik haal de Israëlieten weg uit de volken waar ze heengebracht zijn; uit alle richtingen breng Ik hen samen en ik leid ze naar hun eigen grond. En daar, op de bergen van Israël, maak Ik één volk van hen: één koning zal heersen over hen allen. Niet langer zullen het twee volken zijn, over twee rijken verdeeld. Ze zullen niet meer verontreinigd worden door hun gruwelijke afgoden en al hun misdaden. Ik zal hen bevrijden en zuiveren van alle ontrouw waaraan ze schuldig zijn. Dan zullen zij mijn volk zijn en Ik hun God. En mijn dienaar David zal koning over hen zijn: één herder voor hen allen. Dan zullen ze mijn geboden opvolgen en mijn voorschriften stipt onderhouden. In het land van hun voorouders, dat Ik aan mijn dienaar Jakob gegeven heb, zullen ze voor altijd wonen, zij, hun kinderen en hun kleinkinderen, en mijn dienaar David zal hun vorst zijn voor altijd. Dan sluit Ik met hen een altijddurend vredesverbond. Ik maak hen weer talrijk en vestig mijn heiligdom in hun midden voor altijd. Bij hen zal Ik wonen; Ik zal hun God zijn en zij mijn volk. En als mijn heiligdom voor altijd in hun midden staat, zullen de volken erkennen dat Ik de Heer ben, degene die Israël heiligt.” '
[Copyright © 1995 Katholieke Bijbelstichting]
Loven wij de Heer, Hem zij alle eer en dank.
Als je gelooft,
zal je Gods heerlijkheid zien, zo spreekt de Heer.
Loven wij de Heer, Hem zij alle eer en dank.
We staan op de drempel van de Goede Week en de liturgie van vandaag stelt deze passage uit de profeet Ezechiël voor in de eerste lezing. Hij kondigt de naderende bevrijding aan en wil de droom van vrijheid in het volk Israël nieuw leven inblazen. Zoals we weten, is Ezechiël naar Babylon onder de Joden in ballingschap gezonden. Hij besluit om aan de Israëlieten het visioen te beschrijven van wat er in de toekomst zal gebeuren door toedoen van de Heer. De profeet heeft net het visioen beschreven van de dorre beenderen die door het werk van de Geest opnieuw tot leven komen (17, 1-14). Hiermee maakt hij duidelijk dat de Heer zelfs in de meest dramatische situaties nieuw leven kan brengen. Door zich van de Heer af te keren is het volk weggevoerd uit het land en heeft het de bitterheid van de ballingschap ervaren. In de ballingschap hebben ze nu begrepen dat ze zonder de Heer een van de kleinste volkeren op aarde zijn, overgeleverd aan machtige volkeren. Opnieuw voelt Israël het verlangen om terug te keren tot de Heer. En opnieuw neemt de Heer het initiatief en grijpt Hij in om zijn volk te bevrijden uit de slavernij: "Ik haal de Israëlieten weg uit de volken waar ze heengebracht zijn; uit alle richtingen breng Ik hen samen en Ik leid ze naar hun eigen grond. En daar, op de bergen van Israël, maak Ik één volk van hen". Het is dus de Heer zelf die zich inzet voor de hereniging van allen tot één volk, niet langer verdeeld. Hij zal zijn dienaar David zenden om de enige leidsman te zijn, de enige herder. Als wij deze woorden horen aan de vooravond van de Goede Week, kunnen wij niet anders dan in de ene herder Jezus zelf zien, die wij morgen zullen vergezellen tijdens zijn intocht in de heilige stad. Hij is de herder die de schapen bijeenbrengt en ze naar groene weiden leidt. Hij brengt een eeuwig verbond tot stand tussen de Vader in de hemel en het volk van leerlingen dat Hij bijeen heeft gebracht en door de eeuwen heen bijeen blijft brengen.
Het gebed is het hart van het leven van de Gemeenschap van Sant’Egidio. Het is haar eerste “werk”. Aan het einde van de dag komt elke Gemeenschap, of die nu klein of groot is, samen bij de Heer om het Woord te beluisteren en zich tot Hem te richten in het gebed. De leerlingen kunnen niet anders dan aan de voeten van Jezus zitten, zoals Maria van Bethanië, om het “betere deel” te kiezen (Lc 10, 42) en van Hem zijn gezindheid te leren (vgl. Fil 2, 5).
Elke keer dat de Gemeenschap zich tot de Heer richt, maakt ze zich die vraag eigen van de anonieme leerling: “Heer, leer ons bidden!” (Lc 11, 1). En Jezus, meester in het gebed, antwoordt: “Wanneer jullie bidden, zeg dan: Abba, Vader”.
Wanneer we bidden, ook in de geslotenheid van ons eigen hart, zijn we nooit alleen of verweesd. Integendeel, we zijn leden van de familie van de Heer. In het gemeenschappelijk gebed wordt naast het mysterie van het kindschap, ook dat van de broederschap en zusterschap duidelijk.
De Gemeenschappen van Sant’Egidio, verspreid over de wereld, verzamelen zich op de verschillende plaatsen die gekozen zijn voor het gebed en brengen de hoop en het verdriet van de “uitgeputte en hulpeloze mensenmenigte” waarover het Evangelie spreekt (Mt 9, 37) bij de Heer. Deze oude menigte omvat de inwoners van onze hedendaagse steden, de armen die zich bevinden in de marge van het leven, en iedereen die wacht om als dagloner te worden aangenomen (vgl. Mt 20).
Het gemeenschappelijk gebed verzamelt de schreeuw, de hoop, het verlangen naar vrede, genezing, zin en redding, die beleefd worden door de mannen en vrouwen van deze wereld. Het gebed is nooit leeg. Het stijgt onophoudelijk op naar de Heer opdat verdriet verandert in vreugde, wanhoop in blijheid, angst in hoop, eenzaamheid in gemeenschap. En het rijk Gods zal spoedig temidden van de mensen komen.